Psalms 29


Al zouden mijn vader en moeder mij in de steek laten,
de Here laat mij nooit alleen.

1 Leer mij uw bedoelingen, Here,
en laat mij op een vlakke weg lopen,
zodat mijn vijanden mij niet kunnen pakken.

2 Geef mij niet over aan mijn tegenstanders.
Er wordt vals tegen mij getuigd
en geweldenaars bedreigen mij.

3 Gelukkig wist ik zeker
dat de goedheid van de Here mij zou redden.
Hij spaarde mijn leven!

4 Wees sterk en wacht op de Here.
Laat uw hart sterk zijn en krachtig
door altijd op de Here te wachten.

5

Door David.

6 Ik roep naar U, Here, mijn rots.
Keer U niet zonder te spreken van mij af.
Want als U tegen mij blijft zwijgen,
zal ik sterven.

7 Luister toch naar mijn luide smeekbeden.
Ik hef mijn handen naar U omhoog in uw heiligdom.

8 Vernietig mij niet samen met de goddelozen
of met andere misdadigers.
Die spreken wel vriendelijk met anderen,
maar in hun hart haten zij hen.

9 Geef hun wat zij verdienen, loon naar werken.
Vergeld hun naar hun handelwijze.

10 De Here zal hen vernietigen
en niet meer herstellen,
omdat zij geen oog hebben voor wat Hij doet
en niets begrijpen van zijn werken.

11 Ik loof de Here,
want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
Copyright information for NldHTB